Een les afronden is minstens zo belangrijk als het begin van de les. Samen met de leerlingen sta je nog even stil bij de inhoud en het doel van de les. Toch schiet deze fase van een les er vaak bij in. Met behulp van het belevingsbord kunnen leerlingen zowel hun betrokkenheid als de leeropbrengst evalueren.
Wat is evaluatie?
Evalueren gaat over zicht krijgen op de vraag hoever de leerlingen in hun ontwikkeling zijn en of ze de gestelde doelen (van de les) gehaald hebben. Daarnaast gaat het ook over hoe geleerd is en met welke motivatie dat gedaan is. Door een les te evalueren krijgt de leraar een goed beeld van waar de leerlingen staan en wat hun beleving daarbij is.
Tijdens de afrondingsfase is het daarom van groot belang om stil te staan bij deze evaluatie. Leerlingen evalueren op het leerdoel, de leeropbrengst en het leerproces. Hierdoor krijgen zij grip op hun eigen vooruitgang. Daarnaast wordt de les samengevat, worden de laatste vragen beantwoord en blik je ook vooruit. Leraren kunnen tijdens deze laatste fase eventuele misverstanden nog corrigeren en belangrijke informatie benadrukken. Tot slot kunnen leraren aan het einde van de les ook beslissen of er extra oefening of instructie nodig is.
Het belevingsbord: evaluatie van beleving van de les in relatie tot leren
Met behulp van het ‘belevingsbord’ kunnen leerlingen zowel hun leeropbrengst als hun betrokkenheid scoren en evalueren. Hierdoor leren leerlingen erkennen en waarderen wat zij hebben geleerd en leren zij dat hun eigen houding en motivatie daar een belangrijke rol in speelt. Daarnaast krijg je als leraar snel zicht op de beleving van leerlingen over de betreffende les/dag en of de leeropbrengst door de kinderen reëel is ingeschaald.
Het belevingsbord bevat 2 verschillende schalen. Met de eerste schaal geven leerlingen aan in hoeverre zij nieuwe kennis hebben opgenomen, in hoeverre zij iets hebben geleerd. Met de tweede schaal scoren leerlingen hun eigen betrokkenheid bij de les of dag.
Hoe ga je te werk met het belevingsbord?
- Maak je eigen belevingsbord zo: Gebruik daarbij deze smiley-kaartjes (A5-formaat) om de schalen aan te geven.
- Elke leerling scoort zichzelf op de verticale schaal (het leren) en de horizontale schaal (de betrokkenheid) en plaatst zijn of haar ‘magneetje’ (fiche/naamkaartje/punaise) in het voor hem/haar relevante vakje. Je kunt ervoor kiezen om magneetjes te gebruiken met of zonder naam.
- Als alle leerlingen zichzelf hebben gescoord kun je het reflectiegesprek aangaan met de leerlingen. Je bepaalt zelf als leraar van welke leerlingen je een toelichting wilt hebben. Varieer daarin door zowel kinderen te bevragen die een ‘positieve’ score hebben gegeven als een ‘negatieve’ score. De volgende vragen kun je stellen: